Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord

SCIOS

De stichting Certificering Inspectie en Onderhoud van Stookinstallaties (SCIOS) is een toezichthoudende en certificerende instantie voor keuring van technische installaties.

De certificatieregeling kent de volgende deelregelingen:

Inspectie en onderhoud van stookinstallaties (Scope 1 t/m 7)

Elektrisch materieel (Scope 8 en 9)

Zonnestroominstallaties (Scope 12)

Verwarmingssystemen in gebouwen (Scope 14)

Om het SCIOS-certificaat te verkrijgen, moet een bedrijf een kwaliteitsmanagementsysteem op basis van de norm NEN-EN ISO 9001 gebruiken. Daarnaast moeten de inspecteurs de door SCIOS erkende examens hebben afgelegd voor de scopes waarin ze werkzaam zijn.



Deelregeling voor inspectie en onderhoud van stookinstallaties (Scope 1 t/m 7)

Begrippenlijst:

Blauwe Lijn Multilyzer STx SCIOS toepassing

EBI = Eerste of Bijzondere Inspectie
PI = Periodieke Inspectie
PO = Periodiek Onderhoud
BEES = Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties
VISA = Veiligheid van Installaties voor het Stoken van Aardgas
Scope = In de scope op het certificaat wordt aangegeven voor welke toestelcategorieën het bedrijf is gecertificeerd.

Scopes

Scope 1
Atmosferische verwarmingsketels en luchtverhitters
Toestellen waarbij de verbrandingslucht zich met de brandstof mengt ten gevolge van de impulswerking van de uitstromende brandstof in de brander en door de verbrandingsgassen ontstane thermische trek. Inclusief toestellen met premixbranders of verbrandingsgasventilator.

Toestellen die onder scope 1 vallen worden onder andere toegepast voor:

  • woon- en verblijfsgebouwen
  • zorgsector
  • kerken
  • gebouwen voor onderwijs en opleidingen

Scope 2
Warmwaterketels & luchtverhitters met ventilatorbranders
Warmwaterketels: toestellen bestemd voor het verwarmen van water.
Luchtverhitters: toestellen waarin uit brandstof in een verbrandingskamer ontwikkelde warmte via een scheidingswand zonder stromend tussenmedium wordt overgedragen op mechanisch getransporteerde lucht met de bestemming deze lucht te benutten voor verwarming. (N.B.: Luchtverhitters zonder scheidingswand vallen niet onder scope 2.)

Toestellen die onder scope 2 vallen worden onder andere toegepast voor:

  • woon- en verblijfsgebouwen
  • gebouwen voor onderwijs en opleidingen
  • zorgsector
  • kerken
  • tuinbouw

Scope 3
Stoomketels en heetwaterketels
Heetwaterketel: toestel bestemd voor het verwarmen van water met een temperatuur van meer dan 105 °C.
Stoomketel: ketels waarin stoom wordt opgewekt.

Scope 4
Verbrandingsmotoren en -turbines
Motor: een installatie waarin de explosiedruk bij ontsteking van het brandstof/luchtmengsel wordt omgezet in mechanische arbeid.
Turbine: een installatie waarin de warmte van de verbrandingsgassen door middel van een turbinewiel wordt omgezet in mechanische arbeid.

Scope 5
Bijzondere industriële installaties
Installaties anders dan hierboven genoemd.

Voorbeelden:

  • ovens
  • smeltovens
  • fornuizen in de procesindustrie
  • drooginstallaties
  • naverbranders
  • directe luchtverhitters

Scope 5a Installaties gestookt op vaste brandstoffen
Installaties gestookt op vaste brandstoffen zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit

Scope 6
Emissiemetingen
Het bepalen van de componenten NOx, SO2, CxHy en stof in de verbrandingsgassen.

Scope 7
Brandstofleidingen

  • Scope 7a Brandstofleidingen voor aardgas met een ontwerpdruk ≤ 0,5 bar
  • Scope 7b Brandstofleidingen voor aardgas met een ontwerpdruk > 0,5 bar
  • Scope 7c Brandstofleidingen voor olie

Welke meetapparatuur?

Scope
PO
1
PO
2
PO
3
PO
4
PO
5
PO
6
PO
7a+b
PI
EBI
1
PI
EBI
2
PI
EBI
3
PI
EBI
4
PI
EBI
5
PI
EBI
6
PI
EBI
7a+b
Blauwe Lijn Bluelyzer ST
O2CO2, ΔT
O2, CO2, CO, ΔT
Blauwe Lijn Eurolyzer S1
O2 ,CO2 ,CO/H2 ,ΔT
O2 , CO2, CO/H2, ΔT, ΔP
O2, CO2, CO/H2, NO, ΔT,
(ΔP optioneel)
O2, CO2, COlaag, COhoog,
ΔT, (ΔP optioneel)
O2, CO2, COlaag, COhoog,
NOlaag, ΔT, (ΔP optioneel)
O2, CO2, COlaag, NOlaag, NO2,
ΔT, ΔP (optioneel)
O2, CO2, COhoog, NOlaag, NO2,
ΔT, ΔP (optioneel)
O2, CO2, COlaag, NOlaag,
SO2-laag, ΔT, (ΔP optioneel)
O2, CO2, COhoog, NOlaag,
SO2-laag, ΔT, (ΔP optioneel)
Blauwe Lijn Eurolyzer STx
O2 ,CO2 ,CO/H2 ,ΔT

O, CO2, CO/H2, ΔT, ΔP


O2, CO2, CO/H2, NO, ΔT


O2, CO2, CO/H2, NO, ΔT, ΔP


Blauwe Lijn Multilyzer STx
O2, CO2, COlaag, ΔT, ΔP


O2, CO2, COlaag, COhoog,
ΔT, ΔP

O2, CO2, COlaag, NOlaag,
ΔT, ΔP


O2, CO2, COlaag, COhoog,
NOlaag, ΔT, ΔP

O2, CO2, COlaag, COhoog,
NOlaag, NO2, ΔT, ΔP

1*
O2, CO2, COlaag, COhoog,
NOlaag, SO2-laag, ΔT, ΔP

O2, CO2, COlaag, COhoog,
NOlaag, NO2, SO2-laag, ΔT, ΔP

1*

Blauwe Lijn Maxilyzer NG
O2, CO2, COlaag, ΔT, ΔP


O2, CO2, COlaag, COhoog,
ΔT, ΔP

O2, CO2, COlaag, NO,
ΔT, ΔP


O2, CO2, COlaag, COhoog,
NO, ΔT, ΔP

O2, CO2, COlaag, COhoog,
NO, NO2, ΔT, ΔP

1*
O2, CO2, COlaag, COhoog, NO,
SO2, ΔT, ΔP

O2, CO2, COlaag, COhoog,
NO, NO2, SO2, ΔT, ΔP

1*

Blauwe Lijn Maxilyzer NG Plus
O2, CO2, COlaag, ΔT, ΔP


O2, CO2, COlaag, COhoog,
ΔT, ΔP

O2, CO2, COlaag, NO,
ΔT, ΔP


O2, CO2, COlaag, COhoog,
NO, ΔT, ΔP

O2, CO2, COlaag, COhoog,
NO, NO2, ΔT, ΔP

O2, CO2, COlaag, COhoog,
NO, SO2, ΔT, ΔP

O2, CO2, COlaag, COhoog,
NO, NO2, SO2, ΔT, ΔP

Blauwe Lijn STM225 stofmeter
Blauwe lijn STM225 Black Edition


Sewerin MiniLec
Sewerin MiniLec 4

1* = Uitsluitend bij gebruik in combinatie met de MaxiSystem ST rookgasbehandelingssysteem met verwarmde monsternameslang.

O2 = Zuurstof
CO2 = Kooldioxide
CO/H2 en COlaag= Koolmonoxide (waterstof gecompenseerd)
COhoog = Koolmonoxide in hoog bereik (volume procenten)
NO = Stikstofmonoxide
NO2 = Stikstofdioxide
SO2 = Zwaveldioxide
ΔT = Temperatuur(verschil)
ΔP = Druk(verschil)

Alle metingen gelden voor ketel installaties > 100 kW.
EURO-INDEX b.v. kan uw bedrijf voor elke SCIOS toepassing een gepast advies geven.

Kalibratie

De herkalibratietermijn wordt gesteld als adviestermijn volgens de leverancier. Hier blijft ons standaard herkalibratie-advies gelden.
Voor scope 1 t/m 5 geldt het volgende: Eén keer per jaar kalibratie van het toestel door de leverancier. Dit dient wel een SCIOS kalibratie te zijn. Deze wijkt af van een standaard KWS of KWSe doordat er specifieke eisen worden gesteld aan de kalibratiepunten en –volgorde.

Naast een jaarlijkse SCIOS-kalibratie dient de CO-sensor van de meetapparatuur periodiek door de eigenaar van het apparaat worden gecontroleerd met behulp van gasflessen met proefgas. Dit is de SPAN-controle, waarbij de sensor wordt getest op de bovenwaarde van het bereik. 

  • De spanwaarden bedragen de nul-waarde en:
    • Voor PO en Scope 1 EBI en PI: 1.800 ppm CO ± 10%
    • In andere situaties: 8.000 ppm CO ± 10%
  • Het verificatiegas moet gecertificeerd zijn met 2% nauwkeurigheid
  • Het is toegestaan voor de CO verificatie controlegassen met een toevoeging van 3 Vol.% O2 in stikstof te gebruiken

Het aanbieden van het controlegas gaat als volgt: ga vanuit het reduceerventiel met een voordruk van ongeveer 1 bar naar een t-stukje. De ene kant van het t-stukje gaat naar het te controleren apparaat en de andere kant van het t-stukje gaat naar een flow-meter die wordt ingesteld op een flow van ± 20 liter/uur. Hierdoor weet u dat het apparaat voldoende flow krijgt en dat u altijd hetzelfde principe aanhoudt. Bereken 90% van de eindwaarde van de gasfles als het gas erop staat, meet dan de tijd die de meter erover doet om deze 90% te halen. Dit is de T90-tijd. Deze tijd zegt wat over de veroudering van de sensor. Wacht hierna ± 3 minuten tot de waarde stabiel is. Deze waarde moet binnen de nauwkeurigheid vallen die SCIOS voorschrijft. Let wel op de onnauwkeurigheid van de gasflessen en de afwijking van het meetapparaat.

Voor scope 6 gelden twee verschillende kalibraties.
De jaarlijkse SCIOS-kalibratie bij de leverancier en de controle-kalibratie aan de hand van kalibratiegasflessen. Normaliter wordt voor deze gasflessen waarden genomen die in de praktijk voorkomen. Meestal ligt de waarde van de gasflessen voor NO op 80 ppm en voor NO2 op een waarde van 10 ppm. De twee gassen dienen door de leverancier in afzonderlijke gasflessen te worden aangeleverd om kruisgevoeligheid bij de sensoren te voorkomen. Let op dat de testgassen zuurstofvrij zijn.



Deelregeling voor elektrisch materieel (Scope 8 en 9)

Megger MFT1845 installatietester SCIOS toepassing

Werken met elektrische installaties en elektrische arbeidsmiddelen levert risico’s op en het is aan de werkgever en werknemer om die risico’s te beperken waar mogelijk. De periodieke inspectie op basis van de NEN3140 door een gecertificeerd inspectiebedrijf ondersteund de werkgever bij het minimaliseren van die risico’s en het naleven van de wettelijke zorgplicht.

Met ingang van 1 januari 2018 is toepassing van Technisch Document 12 versie 4:2017-05 verplicht. Dit document bevat de technische invulling en heeft tot doel dat inspectiebedrijven onder SCIOS scope 8 en 9 certificatie gestandaardiseerde veiligheidsinspecties uitvoeren en de resultaten daarvan op eenduidige manier rapporteren.

De veiligheidsinspectie van elektrische installaties en elektrische arbeidsmiddelen heeft de NEN3140 als uitgangspunt. De hierin beschreven visuele controles, metingen en beproevingen kunnen van toepassing zijn. De SCIOS veiligheidsinspecties volgens scope 8 en 9 zijn echter niet geheel conform de NEN3140. De norm vereist de aanwezigheid van een installatieverantwoordelijke, terwijl het merendeel van de installaties niet onder een installatieverantwoordelijke valt.

In het inspectierapport wordt vermeld:

  • Het inspectieplan of een verwijzing daarnaar
  • Dat de overeengekomen werkzaamheden volledig zijn uitgevoerd
  • De naam (of namen) van de inspecteur(s)
  • De gebruikte meetinstrumenten
  • De resultaten van de inspectie (visuele inspecties, metingen en beproevingen)
  • Een lijst met gebreken of afgekeurde arbeidsmiddelen

Eisen aan meetinstrumenten

Bij het gebruik van meetinstrumenten dient de inspecteur de voorschriften van de fabrikant op te volgen en bekend te zijn met de specificaties, hierbij rekening houdend met afwijkende omgevingsomstandigheden en eventuele meetfouten.

De gebruikte meetinstrumenten moeten voldoen aan de eisen van NEN-EN-IEC-61557 deel 1 t/m 7 en 10 (voor zover deze eisen van toepassing zijn op de installatie of het arbeidsmiddel). Alle meetinstrumenten die worden gebruikt moeten zijn voorzien van een actueel en geldig kalibratiecertificaat.

Scopes

Scope 8
Elektrische installaties

Scope 9
Elektrische Arbeidsmiddelen

Welke meetapparatuur voor inspecties volgens Scope 8?

NEN-EN-61557 deel123456710
Megger installatietesters
Megger MFT1815

Megger MFT1825
Megger MFT1835
Megger MFT1845+
Megger MFT-X1
Elektro Lijn installatietesters
Elektro Lijn Combi419
Elektro Lijn Combi420
Elektro Lijn Easytest
Elektro Lijn Combi519
Elektro Lijn Combi521
Elektro Lijn Macrotest G3

Elektro Lijn GSC60

Fluke installatietesters
Fluke 1662
Fluke 1663

Fluke 1664 FC

Fluke 1672
Fluke 1673 FC
Fluke 1674 FC
GMC installatietesters
GMC Profitest MTech
GMC Profitest MXtra

Beha-Amprobe installatietesters
Beha-Amprobe ProInstall-100
Beha-Amprobe ProInstall-200

* Sommige toestellen dienen te worden aangevuld met optionele aardpennen
* Alle toestellen dienen te zijn voorzien van een KWS kalibratiecertificaat

Welke meetapparatuur voor inspecties volgens Scope 9?

Geschikt
Megger PAT120
Megger PAT150R
Megger PAT410
Megger PAT450
Fluke 6200-2
Fluke 6500-2
GMC Secutest IQ

* Alle toestellen dienen te zijn voorzien van een KWS kalibratiecertificaat

Kalibratie

De herkalibratietermijn wordt gesteld als adviestermijn volgens de leverancier. Hier blijft ons standaard herkalibratie-advies van 12 maanden gelden.



Deelregeling voor elektrisch materieel (Scope 12)

Toepassing Elektro Lijn PV Check s

De veiligheidsinspectie van nieuwe en bestaande zonnestroominstallaties en de rapportage van deze inspectie vallen onder SCIOS Scope 12. De PV-installatie wordt DC- en AC-zijdig geïnspecteerd, waarbij AC-zijdig de scope reikt vanaf de omvormer(s) tot en met de hoofdaansluiting.

Scope 12 gecertificeerde inspectiebedrijven hanteren Technisch Document 18 om gestandaardiseerde veiligheidsinspecties uit te voeren en de resultaten op eenduidige manier te rapporteren. De inspectie dient te worden uitgevoerd overeenkomstig “bijlage 2 – uit te voeren werkzaamheden”. Voor de eerste inspectie geldt dat afwijkende meet- en beproevingsresultaten in het rapport worden geregistreerd, inclusief de acceptatiecriteria. Als er geen termijn voor de frequentie van de inspectie is vastgelegd in een overeenkomst dan dient deze maximaal 5 jaar te bedragen.


Welke meetapparatuur voor inspecties volgens Scope 12?

Installatietesters
PV-installatie AC-zijdig
Beschermings-
en vereffenings-
leidingen
Isolatie-
weerstand
ALS-test
type A
ALS-test
type B
Circuit-
impedantietest
Spanningsverlies
direct meten
Spanningsverlies
berekenen
Megger installatietesters
Megger MFT1815
Megger MFT1825

Megger MFT1835

Megger MFT1845+

Megger MFT-X1
Elektro Lijn installatietesters
Elektro Lijn Combi419

Elektro Lijn Combi420

Elektro Lijn Easytest

Elektro Lijn Combi519

Elektro Lijn Combi521

Elektro Lijn Macrotest G3
Elektro Lijn GSC60

Fluke installatietesters
Fluke 1662

Fluke 1663

Fluke 1664 FC

Fluke 1672
Fluke 1673 FC
Fluke 1674 FC
GMC installatietesters
GMC Profitest MTech

GMC Profitest MXtra

Beha-Amprobe installatietesters

PV-installatie DC-zijdig
Beschermings-
en vereffenings-
leidingen
Isolatie-
weerstand
Polariteit
Openklem-
spanning
OUC
Kortsluitstroom
ISC
Instraling
(tabel 6)
Elektro Lijn PVChecks

Elektro Lijn PVChecks-PRO
Gossen Metrawatt
Profitest PV Sun
Elektro Lijn PV204
Elektro Lijn HT304N

1)

Elektro Lijn HT305
1)
Elektro Lijn Solar-02 / HT304N

Elektro Lijn Solar03 / HT305
Fluke IRR1-SOL
Beha-Amprobe Solar-100

Megger PVM210

* Alle toestellen dienen te zijn voorzien van een KWS kalibratiecertificaat, met uitzondering van instrumenten voor meting van instraling.
1) Aflezen van waarde op het instrument

Kalibratie
De herkalibratietermijn wordt gesteld als adviestermijn volgens de leverancier. Hier blijft ons standaard herkalibratie-advies van 12 maanden gelden.

Warmtebeeldcamera's

Bij thermografische inspecties volgens SCIOS scope 12 worden eisen gesteld aan de gebruikte warmtebeeldcamera. Hiervoor wordt verwezen naar de norm IEC 62446-3, waarin o.a. het volgende is voorgeschreven:

Meetbereik-20 tot +120 ˚C
Thermische gevoeligheidNETD ≤ 0,1 K bij 30 ˚C
Instelbare parameterEmissiviteit
Instelbare functiesFocus, temperatuurniveau en -span (bereik)
KalibratieDe warmtebeeldcamera dient minimaal 1 x per 2 jaar herleidbaar
gekalibreerd en indien nodig gejusteerd te worden.
MeetrapportageDe infraroodbeelden dienen radiometrisch te worden opgeslagen,
waarbij de gemeten absolute temperatuur kan worden bepaald.
Niet radiometrische beeldenkunnen uitsluitend een patroon
en eventuele temperatuurverschillen aangeven.

Het gebruik van een warmtebeeldcamera met een thermische resolutie van minimaal 320 x 240 pixels en een aparte fotocamera wordt aangeraden.

Geschikte warmtebeeldcamera’s voor SCIOS scope 12

Elektro Lijn THT300

Fluke TiS75+

Fluke Ti300+

Fluke Ti401 Pro

Fluke Ti480 Pro

Fluke TiX501

Fluke TiX580


Deelregeling voor verwarmingssystemen in gebouwen (Scope 14)

Verwarmingssystemen met een nominaal systeemvermogen van meer dan 70 kW vallen onder de keuringsplicht van SCIOS scope 14. De keuring omvat het gehele verwarmingssysteem, bedoelt voor gebouwverwarming, waaronder de warmteopwekker, het distributiesysteem, het afgiftesysteem en het gekoppelde ventilatiesysteem. Onder warmteopwekkers vallen zowel gas- als olieketels, maar ook pelletsystemen, warmtepompen en elektrische verwarming.

Doordat het gehele systeem gekeurd dient te worden en de samenstelling van systemen kan variëren zijn er veel meetinstrumenten van toepassing, waaronder rookgasanalysers, drukmeters, temperatuurmeters, warmtebeeldcamera's, etc. 

Afhankelijk van uw behoefte en toepassing adviseren wij u graag over de best passende meetinstrumenten voor uw werkzaamheden.